CRvB en Raad van State: Staatssecretaris mag voorwaarden stellen bij bed-bad-broodopvang

THE NETHERLANDS - De Centrale Raad van Beroep (CRvB) en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hebben vandaag uitspraak gedaan in zogenoemde ‘bed-bad-brood’-zaken.
 
Naar de uitspraken van vandaag werd reikhalzend uitgekeken. Ze zijn waarschijnlijk richtinggevend voor de wijze waarop Nederland in het vervolg omgaat met uitgeprocedeerde vreemdelingen.
 
De staatssecretaris van Veiligheid & Justitie mag bij het bieden van onderdak ('bed, bad, brood') in een zogenoemde vrijheidsbeperkende locatie van een uitgeprocedeerde vreemdeling eisen dat hij meewerkt aan zijn vertrek uit Nederland. Dat is alleen anders in geval van bijzondere omstandigheden. Dit blijkt uit een uitspraak van de Raad van State.
 
Daarnaast heeft de Centrale Raad van Beroep CRvB heeft beslist dat Amsterdam opvang mag weigeren aan uitgeprocedeerde asielzoekers en hen voor onderdak mag verwijzen naar een vrijheidsbeperkende locatie. 
 
 
Staatssecretaris Klaas Dijkhoff (justitie, VVD) wachtte deze uitspraken af, voor hij een akkoord sluit met de gemeenten over de opvang van personen zonder verblijfsvergunning. Hij heeft laten weten de uitspraak toe te juichen: 'Het is een bevestiging van wat we zelf al dachten. We hadden dezelfde analyse gemaakt, het is prettig dat die bevestigd wordt.'
 
Er speelden twee verschillende zaken. In de eerste zaak gaat het om een vreemdeling die aan staatssecretaris Klaas Dijkhoff van Veiligheid en Justitie onderdak en leefgeld heeft gevraagd (Rijksopvang). De staatssecretaris heeft onderdak aangeboden in een vrijheidsbeperkende locatie onder de voorwaarde dat hij meewerkt aan zijn vertrek uit Nederland. Omdat het verzoek aan de staatssecretaris is gericht, deed de Raad van State hier uitspraak over. 
 
De Centrale Raad van Beroep heeft ook uitspraak in zaken van andere uitgeprocedeerde vreemdelingen gedaan. Deze mensen hebben niet de staatssecretaris maar de gemeente Amsterdam verzocht hen opvang te bieden (gemeenteopvang). Dat doen ze op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), vandaar dat de Centrale Raad van Beroep in deze gevallen uitspraak doet en niet de Raad van State. De rechter heeft geoordeeld dat verblijf in een vrijheidsbeperkende locatie niet in strijd is met de verplichting om opvang te bieden.
 
 
Uitspraak Raad van State: voorwaarden stellen aan bed-bad-brood mag
 
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zegt dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bij het bieden van onderdak ('bed, bad, brood') in een zogenoemde vrijheidsbeperkende locatie van een uitgeprocedeerde vreemdeling mag eisen dat de vreemdeling meewerkt aan zijn of haar vertrek uit Nederland. Dat is alleen anders in geval van bijzondere omstandigheden. Dit blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (26 november 2015).
 
Opvang door de staatssecretaris
Het gaat in deze zaak om een verzoek van een meerderjarige vreemdeling uit Iran aan de staatssecretaris om hem onderdak of leefgeld te bieden. De staatssecretaris heeft hem onderdak aangeboden in een zogenoemde vrijheidsbeperkende locatie waarbij de vreemdeling in elk geval de gemeente niet mag verlaten. Hij heeft aan deze opvang ook de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling meewerkt aan zijn vertrek uit Nederland. De vreemdeling was het daar niet mee eens en kwam eerder in beroep bij de rechtbank Den Haag. Die oordeelde dat de opvang in een vrijheidsbeperkende locatie niet voldoet aan de verplichting om een uitgeprocedeerde vreemdeling onderdak, eten en kleding te verstrekken. Deze verplichting vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit het Europees Sociaal Handvest (ESH) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank sloot in haar uitspraak aan bij de beslissing van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) van juli 2014. De staatssecretaris is tegen deze uitspraak in hoger beroep gekomen.
 
Niet bindend, wel gezaghebbend
Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak kan de vreemdeling geen rechtstreeks beroep doen op het ESH en zijn de beslissingen van het ECSR over de uitleg van het ESH niet bindend voor de landen die partij zijn bij dit verdrag. Die beslissingen zijn echter wel gezaghebbend en kunnen een rol spelen bij de uitleg van artikelen die de rechter wél rechtstreeks kan toepassen, zoals de mensenrechten uit het EVRM, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak.
 
Bijzondere omstandigheden
Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak verplicht het EVRM de staatssecretaris niet om uitgeprocedeerde vreemdelingen onvoorwaardelijk onderdak te bieden. Als de vreemdeling weigert mee te werken aan zijn vertrek uit Nederland, dan mag de staatssecretaris hem onderdak weigeren. De staatssecretaris moet er echter wel rekening mee houden dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen waarbij hij niet van de vreemdeling mag verlangen dat hij meewerkt aan zijn vertrek.
Zulke bijzondere omstandigheden doen zich voor zolang blijkt dat de vreemdeling vanwege zijn psychische gesteldheid niet kan overzien dat als hij niet meewerkt hij geen onderdak krijgt van de staatssecretaris.
 
Lees hier de uitspraak met zaaknummer 201500577/1.
 
 
Uitspraak Centrale Raad van Beroep: Bed-bad-brood: onderdak in vrijheidsbeperkende locatie mag
 
 
​De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 november 2015 beslist dat de gemeente Amsterdam opvang mag weigeren aan uitgeprocedeerde vreemdelingen en hen voor onderdak mag verwijzen naar een vrijheidsbeperkende locatie (VBL). Geoordeeld is dat verblijf in een VBL niet strijdig is met de verdragsrechtelijke verplichting om opvang te bieden. Daarom was er voor de gemeente geen noodzaak om opvang te verlenen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning. De VBL valt onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het is zijn taak om te beoordelen of in een uitzonderlijk geval aan iemand toegang tot de VBL moet worden verleend, zonder daaraan de voorwaarde te verbinden dat moet worden meegewerkt aan vertrek uit Nederland.
 
De Centrale Raad van Beroep (Centrale Raad) is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
 
Het gaat om uitgeprocedeerde vreemdelingen die de gemeente Amsterdam hebben gevraagd om aan hen opvang te bieden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo-opvang). Zij zijn dakloos en volledig afhankelijk van hulp van derden. Een aantal van hen is afkomstig uit de Vluchthaven in Amsterdam. Zij bepleiten een onvoorwaardelijk recht op opvang, dat ook geldt indien zij niet als bijzonder kwetsbaar kunnen worden beschouwd en ook overigens niet in een volstrekt uitzichtloze situatie verkeren. Zij beroepen zich op de beslissingen van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) van 1 juli 2014. Verblijf in een VBL wijzen zij af, omdat volgens hen op grond van de beslissingen van het ECSR niet de voorwaarde mag worden gesteld dat zij meewerken aan hun vertrek uit Nederland.
 
De Centrale Raad komt tot de conclusie dat opvang in een VBL in overeenstemming is met de door de uitgeprocedeerde vreemdelingen ingeroepen verdragsrechtelijke bescherming. Dat is zo omdat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (staatssecretaris) een uitgeprocedeerde vreemdeling die niet aan zijn vertrek meewerkt in een uitzonderlijk geval wel toelaat tot de VBL.
 
De Centrale Raad heeft geoordeeld dat de gemeente ervan mag uitgaan dat een uitgeprocedeerde vreemdeling gebruik kan maken van de opvang in een VBL. Daarbij heeft de Centrale Raad betrokken dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als vreemdelingenrechter gelijktijdig uitspraak heeft gedaan over de meewerkverplichting aan vertrek bij verblijf in een VBL in een rechtszaak tussen de staatssecretaris en een andere uitgeprocedeerde vreemdeling. Met het in die uitspraak gegeven toetsingskader kan volgens de Centrale Raad recht worden gedaan aan de in de Wmo-opvangzaken ingeroepen verdragsrechtelijke aanspraak op opvang. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak volgt dat het in beginsel voor risico van de vreemdeling komt als hij niet meewerkt aan zijn vertrek. De staatssecretaris moet er echter wel rekening mee houden dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen waarbij hij niet van de vreemdeling mag verlangen dat hij meewerkt aan zijn vertrek. Zulke bijzondere omstandigheden doen zich voor zolang blijkt dat de vreemdeling vanwege zijn geestelijke gesteldheid niet kan overzien dat als hij niet meewerkt hij geen onderdak krijgt van de staatssecretaris. In lijn met zijn eerdere rechtspraak heeft de Centrale Raad beslist dat de mogelijkheid tot verblijf in een VBL, waarbij verdragsrechtelijke verplichtingen worden gerespecteerd, meebrengt dat er geen noodzaak is voor Wmo-opvang door de gemeente. Het is de taak van de staatssecretaris om in een uitzonderlijk geval te beoordelen of er reden is om geen meewerkverplichting te verbinden aan de toegang tot de VBL.
 
Inmiddels is vanuit verdragsrechtelijk perspectief een sluitend stelsel van opvang ontstaan. In dit stelsel is de staatssecretaris verantwoordelijk voor opvang van niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Hierdoor vervalt de noodzaak tot de Wmo-rechtspraak, waarin de destijds bestaande lacune werd gedicht in het opvangrecht voor niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Volgens de Centrale Raad is er uitgaande van de huidige stand van zaken en regels geen reden meer om opvangvoorzieningen, zoals de Amsterdamse bed-bad-broodvoorziening van december 2014, nog langer aan te merken als Wmo-opvang. Deze gemeentelijke regelingen zijn immers speciaal bestemd voor uitgeprocedeerde vreemdelingen, die op grond van het koppelingsbeginsel geen aanspraak hebben op voorzieningen en voor wie de staatssecretaris verantwoordelijk is. De Centrale Raad zal gelet op deze ontwikkeling niet langer recht spreken in zaken over na 31 december 2014 door gemeenten genomen primaire besluiten ter uitvoering van buiten de Wmo vallende gemeentelijke opvangregelingen voor uitgeprocedeerde vreemdelingen.
 
Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaken een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraken dan ook geen hoger beroep instellen.
 
De genoemde uitspraak van 26 november 2015 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreft zaaknummer 201500577/1, ECLI:NL:RVS:2015:3415.
 
 

Lawyer Roeland Zwanikken considers legal action against ABN AMRO Bank

THE HAGUE--Attorney-at-law Roeland Zwanikken at St. Maarten’s BZSE law office is considering legal action against the intention of the Dutch ABN AMRO Bank to close the bank accounts of its clients in the Dutch Caribbean.

Fiscaal onderzoek bij notariskantoren vinden doorgang

In het Antilliaans Dagblad: Fiscaal onderzoek bij notariskantoren
WILLEMSTAD – De fiscale onderzoeken bij de notarissen vonden en vinden, ondanks de beperkingen van Covid-19, weer doorgang en de medewerking aan de kant van notarissen en adviseurs is daarbij ‘over het algemeen goed’.

Juridische miljoenenstrijd tussen BNP Paribas en Italiaanse prinses verhardt

  • Bezit van Italiaanse Crociani-familie op Curaçao mag van rechter worden verkocht
  • De Crociani's ruziën al jaren met BNP Paribas over een claim van $100 mln
  • Curaçaos trustkantoor United Trust heeft 'geen enkele relatie meer' met Camilla Crociani
Een Italiaanse prinses met zakelijke belangen in Nederland heeft het onderspit gedolven bij diverse rechtbanken in een langslepend conflict met zakenbank BNP Paribas.