DEN HAAG — Kinderen uit Curaçao, Aruba, St. Maarten en Caribisch Nederland maken in Nederland relatief vaak gebruik van organisaties voor jeugdzorg.

 

Dat blijkt uit een analyse van het Kennisplatform Integratie & Samenleving op basis van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, die deze week gepubliceerd werd.

 

Van de jongeren, in het onderzoek aangeduid als jongeren van Antilliaanse herkomst, maakt 18 procent gebruik van de jeugdzorg vergeleken met 11 procent bij Europees-Nederlandse jongeren. Bij Surinaamse jongeren is dat 14 procent. Bekende organisaties voor jeugdzorg zijn de pleegzorg, de jeugdreclassering, de kinderbescherming en de jeugd-ggz, die kinderen met sociale problemen of leerproblemen helpt. Jongeren komen zowel verplicht als vrijwillig in contact met de jeugdzorg.

 

“Het relatief hoge gebruik van jeugdzorg door Surinaamse en Antiliaanse jeugdigen valt goed te verklaren”, zegt Rob Gilsing van het Verwey-Jonker Instituut, dat de cijfers op verzoek van het Kenniscentrum analyseerde. “Uit ander onderzoek blijkt namelijk dat deze gezinnen en jongeren vaker te maken hebben met opvoed- en opgroeiproblemen, en dat factoren die daaraan gerelateerd zijn er vaker voorkomen. Denk aan factoren als armoede, vroegtijdige schooluitval en eenoudergezinnen.”

 

Jongeren van Turkse en Marokkaanse afkomst hebben relatief vaak te maken met de reclassering, maar minder met andere vormen van jeugdzorg. Volgens Gilsing heeft dit te maken met het feit dat veel mensen de organisaties niet kennen. Jongeren die wel bekend zijn met de jeugdzorg hebben bovendien vaak weinig vertrouwen in hulp. Zijn belangrijkste advies aan gemeentes is om prioriteit te geven aan jeugdzorg en actief in te zetten op het bereiken van alle bevolkingsgroepen.

 

De analyse heeft overigens betrekking op cijfers uit de jaren 2011-2013. Sinds 2015 geldt de nieuwe Jeugdwet, bedoeld voor een betere onderlinge afstemming van werkzaamheden door jeugdzorginstellingen.

 

Bron: Amigoe