Discrimination of Iranian students

AMSTERDAM - The Netherlands is continuing to discriminate against Iranian students by requiring a special permit for some studies, despite a high court ruling last year which says this is illegal.

Trouw, a Dutch local newspaper, reports on Monday that three Dutch Iranian nationals are demanding the government apologise for the damage to their careers and that a new policy is implemented immediately. Iranian students face extra paperwork in order to take part in nine different Master degrees. The policy stems from UN sanctions against Iran, aimed at preventing access to nuclear technology.
 
Human rights
But in December, the Dutch high court said the practice was discriminatory and conflicted with the European treaty on human rights. Three dual-national Dutch-Iranians – an undergraduate, a graduate student and a professor – went to court to have the ban ruled illegal. Lower courts also found in their favour.
 
Although they are now free to pursue their careers, a number of other academics are still being affected by the measure, Trouw said. 'We are not talking about a lot of students, but about a principle, and this is very serious,' said one MP for the D66 liberal party. Both D66 and the Socialist party want ministers to explain the current situation.
 
Only in Dutch: verdict High Court 14 December 2012: LJN: BX8351, Hoge Raad , 11/03521
 
Toelichting Hoge Raad der Nederlanden uitpsraak 14 december 2012
 
Sanctieregeling tegen Iraniërs maakt onnodig onderscheid 
Den Haag, 14-12-2012 
 
De Hoge Raad heeft vandaag geoordeeld dat de sanctieregeling tegen Iraanse studenten en wetenschappers zoals die in Nederland werd toegepast onnodig en ten onrechte onderscheid maakt tussen Iraanse en niet-Iraanse onderdanen. Daarom is die regeling onverbindend. De regeling die voorvloeit uit het kennisembargo van de Verenigde Naties tegen Iran is in strijd met het discriminatieverbod zoals vastgelegd in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EHRM) (art. 26 IVBPR en art. 1 Twaalfde Protocol).
Iraanse onderdanen mogen volgens deze sanctieregeling geen gespecialiseerde vorming of opleiding volgen die kan bijdragen aan  nucleaire activiteiten van Iran en aan de ontwikkeling in Iran van systemen voor het verspreiden van kernwapens..
In de sanctieregeling kan de minister van Onderwijs van deze uitsluiting ontheffing geven. Hij doet dit echter niet als hij de kans groot acht dat in Nederland opgedane kennis kan worden ingezet voor nucleaire activiteiten van Iran.
Tegen deze sanctieregeling en de uitvoering hiervan in Nederland hebben een student, een promovendus en een hoogleraar bezwaar gemaakt. Zij wonen in Nederland, hebben allen naast de Nederlandse ook de Iraanse nationaliteit (die niet kan worden opgezegd). De toenmalige minister van Onderwijs betoogde in de Tweede Kamer dat geen Iraanse studenten in de praktijk de toegang tot een studie was ontzegd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de maatregel de drie verweerders daadwerkelijk in hun werk of carrièremogelijkheden belemmert.
De rechtbank en het hof verklaarden de sanctieregeling eerder niet langer van kracht (LJN BL1862 en LJN BQ4781) omdat zij discrimineert naar nationaliteit tussen Iraanse en niet-Iraanse onderdanen, hetgeen in diverse verdragen waarbij Nederland is aangesloten wordt verboden
De Staat heeft beroep in cassatie ingesteld en daarbij aangevoerd dat de wetgever Resolutie 1737 moest uitvoeren en dat die Resolutie zelf onderscheid maakt tussen Iraanse en niet-Iraanse onderdanen.
De advocaat-generaal heeft de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep van de Staat te verwerpen. Dat heeft de Hoge Raad gedaan. Op grond van beslissingen het Hof van Justitie van de Europese Unie en het EHRM in eerdere, vergelijkbare zaken, heeft de Hoge Raad twee vragen onderzocht, namelijk:

1. Welke vrijheid de Staat had bij de uitvoering van Resolutie 1737?
2. Heeft de Staat alles in het werk heeft gesteld om de verplichting van de Resolutie en de verplichting om niet naar nationaliteit te discrimineren, met elkaar te harmoniseren?
 
De Hoge Raad oordeelt, in antwoord op de eerste vraag, dat de resolutie zodanig kan worden uitgelegd dat zij, kort gezegd, niet noodzaakt tot het maken van onderscheid naar nationaliteit. Het was dus mogelijk om de resolutie uit te voeren op een wijze die geen onderscheid maakt tussen Iraanse en niet-Iraanse onderdanen.

In antwoord op de tweede vraag overweegt de Hoge Raad dat de resolutie in andere landen op zodanige wijze is uitgevoerd dat geen onderscheid naar nationaliteit wordt gemaakt. De argumenten van de Staat waarom dat in Nederland niet mogelijk is, acht de Hoge Raad niet overtuigend. De slotsom is dat niet aannemelijk is geworden dat de Staat alles in het werk heeft gesteld om de op hem rustende internationale verplichtingen te harmoniseren.
 
Den Haag, 14 december 2012

Mireille Beentjes, woordvoerder
Tel. 070-3611237
 
(Source: www.rechtspraak.nl & www.sxmislandtimes.com)
 

Lawyer Roeland Zwanikken considers legal action against ABN AMRO Bank

THE HAGUE--Attorney-at-law Roeland Zwanikken at St. Maarten’s BZSE law office is considering legal action against the intention of the Dutch ABN AMRO Bank to close the bank accounts of its clients in the Dutch Caribbean.

Fiscaal onderzoek bij notariskantoren vinden doorgang

In het Antilliaans Dagblad: Fiscaal onderzoek bij notariskantoren
WILLEMSTAD – De fiscale onderzoeken bij de notarissen vonden en vinden, ondanks de beperkingen van Covid-19, weer doorgang en de medewerking aan de kant van notarissen en adviseurs is daarbij ‘over het algemeen goed’.

Juridische miljoenenstrijd tussen BNP Paribas en Italiaanse prinses verhardt

  • Bezit van Italiaanse Crociani-familie op Curaçao mag van rechter worden verkocht
  • De Crociani's ruziën al jaren met BNP Paribas over een claim van $100 mln
  • Curaçaos trustkantoor United Trust heeft 'geen enkele relatie meer' met Camilla Crociani
Een Italiaanse prinses met zakelijke belangen in Nederland heeft het onderspit gedolven bij diverse rechtbanken in een langslepend conflict met zakenbank BNP Paribas.